22 augustus 2016

Over de scheiding tussen de borsten van kerk en staat


Trilogieën lezen kan spannend zijn. De taak van de auteur is het vanzelfsprekend om drie flinke turven te schrijven, eventueel met een paar tussenpauzes, maar altijd toekijkend of zijn lezer nog blijft volgen.

Rémi Brague heeft dat gedaan, en het eerste deel van zijn trilogie verscheen in 1999: La sagesse du monde, Histoire de l’expérience humaine de l’Univers, 445 bladzijden.
In 2005 al verscheen deel twee: La Loi de Dieu, Histoire philosophique d’une Alliance, iets dikker, 582 bladzijden.
En in januari dit jaar was deel drie gedrukt: Le Règne de l’Homme, Génèse et échec du projet moderne, 403 bladzijden slechts, maar de bladzijden zijn wat groter. En eigenlijk zijn het maar 270 bladzijden want de rest zijn noten en indexen. Bij de eerste twee delen was dat ook zo.
Dat derde deel ben ik nog aan het lezen, maar de titel laat geen happy end vermoeden.

In La Sagesse du Monde legde Brague uit hoe de vroege mensen naar de zon en de maan en de sterren keken, en daarbij regelmatigheden ontdekten die ze ook voor henzelf betekenisvol vonden. In deel twee, La Loi, komt God dan op de proppen en hij vaardigt wetten uit – of juist niet want die dingen zijn niet zo eenvoudig verlopen als je wel zou denken.
Over het derde deel kan ik begrijpelijkerwijs nog niets zeggen, maar op p.429 van La Loi de Dieu staat iets dat vele journalisten en politici zouden moeten lezen, al gaat het niet over boerkini’s.

– Ikzelf heb dat kledingstuk overigens nog niet gezien, tenzij op foto’s, terwijl ik vorige week nochtans in Knokke was en van bij Corman zie je door het raam het strand heel goed.
Bon, laten we Brague dan iets vertellen over de scheiding van kerk en staat, waar je ook veel over hoort en leest:

On ne cesse aujourd’hui de parler de la distinction du politique et du religieux. Les uns se flattent de vivre dans une culture où une telle distinction a eu lieu, voire souhaitent qu’on la pousse encore plus loin jusqu’à éliminer toute trace d’une influence du religieux sur la vie publique des hommes. Les autres se félicitent de vivre dans une culture où cette distinction n’a toujours pas été opérée de façon irréversible, ou rêvent de refermer la déchirure qui menace la belle totalité de la communauté. Les deux invoquent cette distinction pour se reprocher mutuellement d’avoir ou non abandonné une indistinction supposée originelle. La symétrie en miroir entraîne des distorsions dans la perception des cultures les unes par les autres : une même séparation, perçue comme progrès en Europe, est lue comme un signe de décadence en Islam.
Or, on peut se demander si cette séparation tant chantée, et sa traduction concrète dans la « séparation de l’Église et l’État », ont jamais eu lieu. Cette dernière formule est d’ailleurs trompeuse. Elle suggère d’abord, en effet, l’existence d’une union initiale ; elle suppose ensuite que l’État et l’Église sont des institutions qui auraient existé depuis toujours. Ces deux hypothèses ne sont guère fondées. Il vaudrait mieux parler du développement parallèle de de deux institutions qui n’ont jamais formé une unité. 

Men houdt vandaag niet op met spreken over het onderscheid tussen politiek en religie. De enen vleien zich met de gedachte dat ze in een cultuur leven waar men dit onderscheid heeft gemaakt, en wensen soms zelfs dat het nog verder doorgedreven wordt, tot elk spoor van religieuze invloed op het publieke leven van de mens geëlimineerd is. De anderen prijzen zich gelukkig te leven in een cultuur waar dat onderscheid nog niet onomkeerbaar is doorgevoerd, of dromen ervan de scheur weer dicht te maken die de mooie geheelheid van de samenleving bedreigt. Allebei hebben ze het over dat onderscheid en verwijten ze elkaar wederzijds dat ze deze, verondersteld bij aanvang nog ongescheurde toestand al of niet hebben achtergelaten. De gespiegelde symmetrie brengt dan vervormingen mee in de manier waarop culturen elkaar zien: eenzelfde onderscheid dat men in Europa ziet als een vooruitgang, wordt in de islam als een teken van decadentie verstaan.
Maar men kan zich afvragen of deze zo veelbezongen scheiding, en de concrete vertaling ervan in “scheiding van kerk en staat”, ooit wel heeft plaatsgehad. Die laatste uitdrukking is trouwens misleidend. Vooreerst suggereert ze inderdaad dat er een oorspronkelijke eenheid is geweest; vervolgens veronderstelt ze dat Kerk en Staat instellingen zijn die altijd al hebben bestaan. Die twee hypotheses zijn nauwelijks gefundeerd. Beter zou het zijn om te spreken over de parallelle ontwikkeling van twee instituten die nooit een eenheid hebben gevormd.

Hiermee hoop ik enkele lezers overtuigd te hebben om alvast met deel één te beginnen.


Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html