6 januari 2016

Stendhal geeft raad aan een jonge auteur


Henri Beyle, Stendhal zeggen we, kreeg in 1833 in Parijs een manuscript overhandigd van een vriendin, madame Gaulthier. Het was een roman van haar hand, getiteld Le Lieutenant, en zij wilde graag het oordeel kennen van de auteur van Le Rouge et le Noir. Stendhal moest toen meteen weer naar Italië vertrekken in diplomatieke dienst, hij was consul. Zijn Parijse vakantie zat erop. In Italië las hij het manuscript op zijn gemak.
En al was hij onder de indruk van de vrouw, en misschien wat verliefd, voor de criticus in hem vond haar schrijftalent toch geen genade. Vanuit zijn standplaats schreef hij een brief. De twee zijn na deze brief goede vrienden gebleven – mevrouw Gaulthier was blijkbaar niet rancuneus – maar romans heeft ze tot aan haar dood in 1853 niet meer geschreven. Zelfs moet zij het manuscript vernietigd hebben, want het is helaas nooit teruggevonden.

Civita-Vecchia le 4 mai 1834

Ik heb De Luitenant gelezen, chère et aimable amie. Hij zal helemaal herschreven moeten worden, en u moet zich daarbij voorstellen dat u een Duits boek aan het vertalen bent. De taal is wat mij betreft vreselijk nobel en nadrukkelijk; ik heb wreedaardig met inkt geklad. Geef niet toe aan luiheid; want tenslotte schrijft u enkel om te schrijven, voor u is dat een verzetje. Dus, alles in dialoogvorm zetten, het hele slot van het tweede cahier: Versailles, Hélène, Sophie, de aanstellerijen in het wereldje. – In verhalende vorm valt dat allemaal zwaar. De ontknoping is alledaags. Olivier lijkt op het grote geld te jagen; prachtig in het echte leven, want bij zichzelf denkt de toeschouwer dan: «Bij die man wil ik wel eens dineren»; als lectuur is het minderwaardig. – Ik heb een andere ontknoping voorgesteld. – Zoals u merkt ben ik trouw gebleven aan onze afspraken; geen enkele consideratie voor de eigenliefde. – In uw familienamen moet minder “de” staan, en duid uw personages ook niet aan met hun doopnaam. Zegt u Louis, als u over Crozet spreekt? – U zegt Crozet waar u dat hoort te zeggen. In elk hoofdstuk moeten minstens vijftig superlatieven geschrapt worden. Zeg nooit: «De brandende passie van Olivier voor Hélène». De arme romancier moet proberen om in die brandende passie te laten geloven, maar hij mag haar nooit benoemen: dat gaat in tegen de kiesheid.
Bedenk dat er onder rijke lui geen passies meer voorkomen, tenzij die voor de gekwetste trots. Als u zegt: «De passie die hem verslond», vervalt u in de kamermeidenroman zoals M. Pigoreau die in duodecimo drukt. Maar voor kamermeiden bevat de Luitenant dan weer te weinig lijken, ontvoeringen en andere dingen die in de romans van vader Pigoreau vanzelfsprekend zijn.

LEUWEN
of
De leerling weggestuurd van de École Polytechnique*

Ik zou die titel nemen. Hij verklaart de vriendschap of de band van Olivier met Edmond. De figuur van Edmond, de toekomstige academicus, is het meest oorspronkelijke in de Luitenant. De kern van de hoofdstukken is waarachtig; maar de superlatieven van wijlen M. Desmazures bederven alles. Vertel me dat alsof u mij een brief schreef. Lees de Marianne van Marivaux, en Quinze-cent-soixante-douze van M. Mérimée, zoals je een tovermedicijn inneemt, om u te genezen van die provinciale gekunsteldheid.**  Om een man, een vrouw, een plek te beschrijven, denk altijd aan iemand, aan iets dat echt bestaat. Ik ben helemaal vol van de Luitenant die ik net uit heb. Maar hoe bezorg ik u dit manuscript terug? Er moet een gelegenheid zijn. Waar die gevonden? Ik zoek het uit.
Schrijf mij een brief vol eigennamen.***  – De terugkeer uit vakantie is een nogal triest moment; ik zou drie niet al te slechte bladzijden kunnen schrijven over dit thema. Je bedenkt dan: zal ik leven, zal ik oud worden ver van mijn vaderland, of van het vaderland? dat is meer naar de mode. Ik breng al mijn avonden door bij een markiezin van negentien lentes, die meent dat ze vriendschap voelt voor uw dienaar. Wat mij betreft is zij als een goede canapé, heel comfortabel. Helaas! verder niets, meer is mij niet gegund; en wat veel erger is, meer verlang ik ook niet.



Ik las deze prachtige brief in het voorwoord dat Henri Martineau, een van de grote Stendhaliens, schreef bij zijn tweedelige uitgave van Lucien Leuwen (Monaco, 1945, Éditions du Rocher), die ik voor vijftien euro kocht bij het Profijtelijk Boekske in Antwerpen, een genummerde editie die ik nog helemaal moest opensnijden want het exemplaar was nooit aangeraakt.



______________

* De eerste zin van de postuum uitgegeven Lucien Leuwen luidt: «Lucien Leuwen avait été chassé de l’École Polytechnique pour s’être allé promener mal à propos, un jour qu’il était consigné, ainsi que tous ses camarades: c’était à l’époque d’une des célèbres journées de juin, avril ou février 1832 ou 1834.»
** Stendhal zelf las af en toe enkele artikelen in de Code Civil voor hij zich aan het schrijven zette: pour prendre le ton, als medicijn.
Hier schrijft hij : «…pour vous guérir du Phébus de province.»
PHÉBUS, subst. masc. Littér., vieilli. Style obscur, ampoulé et alambiqué. Donner dans le phébus; Diseur de phébus. Écrivain ou orateur au langage obscur et alambiqué.
*** Simenon later las graag in telefoonboeken en vond daar zijn eigennamen, en veel inspiratie.

Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html